PIETERJAN GINCKELS
WORK        ABOUT        SHOP
BOOKS
S.P.A.M. BOOK (APE 2011)
Pieterjan Ginckels (NAK 2008)
TEXTS
Archeoloog Van De Nabije Toekomst
    Sam Steverlynck

YBPA2011
    Tom Nys

Pop Artz,
    Melanie Bono

A meaningful paycheck?
    Eva Plateau, Tine Holvoet

Creative entrepreneur in the dark
    Jörg Kohnen-May

1000 Beats, 1 Beat, 10 Questions
    Tom Nys with Magnus Voll Mathiassen,
    Cristian Vogel and Pieterjan Ginckels

Muziek en beeldende kunst 3: PJG
    Jozefien Van Beek

World Wide Winter
    Piet Vanrobaeys
Pieterjan Ginckels: archeoloog
    van de nabije toekomst
Pieterjan Ginckels werkt aan een breed en gevarieerd oeuvre. Zo zette hij onder meer een S.P.A.M. OFFICE op, maakte een compositie met verschillende platenspelers en bouwde een wielerpiste. Aanvankelijk werkte de kunstenaar vooral rond rockmuziek (zoals in een affiche van Sonic Youth waarin hij zijn gezicht boven dat van de drummer photoshopte), maar zijn oeuvre evolueerde naar steeds andere en omvangrijkere thema’s, zoals bijvoorbeeld onze omgang met nieuwe technologie. Mede omdat hij als individuele kunstenaar de dynamiek van een muziekgroep miste, bedacht hij het vinylproject 1000 BEATS / ONE BEAT. Daarvoor vroeg hij zijn muzikale held Cristian Vogel, een bekende technomuzikant en producer, om 1 seconde muziek te maken. Die werd onafgebroken in een loop afgespeeld op een speciaal daartoe geperste plaat. Ginckels contacteerde de Noorse designer Magnus Voll Mathiassen om de hoes te ontwerpen. De plaat werd afgespeeld op verschillende platenspelers tegelijk, die door het publiek werden uitgeleend aan de kunstinstelling waar het werk werd gebracht (met als beloning de plaat in kwestie). Door het wisselende aantal platenspelers in telkens een andere ruimte was de installatie bij elke opvoering uniek. 1000 BEATS / ONE BEAT ging dan ook op tournee en was in diverse galeries en musea te zien in verschillende opstellingen. Het maakt ook deel uit van de permanente collectie van MuZee in Oostende, dat de installatie aankocht.

‘Mijn Abbey Road-moment’

Ook PISTE is een soort ‘situatie’ waarvoor de participatie van het publiek vereist is om het werk te vervolledigen – hoewel dat stricto sensu natuurlijk voor elk kunstwerk geldt. In Netwerk Aalst bouwde Ginckels een houten wielerpiste, waarop hij met vrienden ging fietsen onder gejuich van het publiek. Het werk was een soort trigger waarrond allerhande activiteiten en koersen werden gehouden, zowel in de kunsthal als in de openbare ruimte. De piste was zowel een sculpturaal object als een vehikel voor performances. Voor zijn deelname aan de Prijs Jonge Belgische Schilderkunst in het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel bouwde Ginckels dezelfde houten piste, maar volgens een heel andere benadering. Deze keer was de piste slechts een aanleiding voor een ander werk. Ze werd in twee dagen opgebouwd en werd ingehuldigd tijdens een performance voor een beperkt gezelschap. Het geluid van de rondrazende fietsen in de piste en de echo’s die in de Horta-hal weergalmden, werd opgenomen op de plaat HORTA x PISTE. ‘Mijn Abbey Road-moment’, noemde de kunstenaar het. De piste werd daarna afgebroken en het resultaat van de opname werd als installatie afgespeeld op acht verschillende platenspelers. De ruimtelijke opstelling zorgde ervoor dat het geluid haast tastbaar werd, waardoor het zich net als de renners leek te verplaatsen in de ruimte. Door het gebruik van de platenspelers en de piste was de installatie haast een mash-up van twee eerdere werken, PISTE en 1000 BEATS.

Ginckels samplet wel vaker elementen uit (eerder) werk. Tijdens de race in PISTE droegen de renners helmen gemaakt van duizenden stukjes spiegelend glas. Zo fungeerden ze als een HUMAN DISCO BALL. Voor een later werk hing de kunstenaar 120 van die helmen samen op als één grote discobal. Dit is kenmerkend voor zijn diverse maar coherente oeuvre, waarin een detail uit één werk een hoofdrol kan krijgen in het volgende, als een zich eindeloos vertakkend rizoom.

S.P.A.M. OFFICE

Dat is nog meer het geval voor S.P.A.M. OFFICE, Ginckels’ magnum opus. De kunstenaar begon op een gegeven moment spam-e-mails te verzamelen en voor hij het wist zat hij aan een archief van vijfduizend e-mails. Bij elke kunstinstelling waar S.P.A.M. OFFICE neerstrijkt, wordt een oproep gedaan om zo veel mogelijk spam door te mailen. ‘Een perverse interactie’, noemt Ginckels het lachend. De spam bespeelt het hele spectrum: van de Russische vrouw op zoek naar ‘liefde’ over de bestolen vriend in het buitenland, de niet te missen zakenopportuniteit of hét wondermiddel voor een penisverlenging. Die junkmail wordt vervolgens geklasseerd in het S.P.A.M. OFFICE. In Be-Part Waregem werd het resultaat in maar liefst tachtig ringmappen gebundeld. S.P.A.M. OFFICE is een gesamtkunstwerk dat verder gaat dan het inzamelen van spam. Zo bedacht Ginckels ook een bedrijfslogo dat voorkomt op de kleding van de medewerkers, op koffiekoppen en briefpapier. Hij ontwierp ook bijbehorend kantoormeubilair: een soort IKEA-design in het kwadraat, dat opzettelijk onhandig in elkaar is gestoken met uitstekende stukken plastic kabelbinders. Tijdens de werkuren kan je het personeel bekijken terwijl ze Senseo-koffie slurpen, e-mails klasseren of gewoon rondhangen. ‘Als bezoeker kan je rondlopen in een grote installatie en kijken naar een opvoering die acht uur per dag duurt. Het is niet alleen een installatie, maar ook een performance, een soort workshop, een teambuildingsessie en bezigheidstherapie.’ Het werk is een parodie, maar tegelijk ook een denkoefening om bureaucratie te zien als een beeldende kunstpraktijk. Ginckels creëert een protocol, maar de ‘ambtenaren’ zijn vrij in hoe ze ermee omgaan. Zo maakten ze in de ‘London branch’ spontaan posters met slogans die fungeerden als peptalk of humoristisch intermezzo. Die werden op een mededelingenbord opgehangen of ingelijst. Vervolgens functioneren ze als autonome kunstwerken binnen Ginckels’ bredere oeuvre. Met hun post-its, commentaren in viltstift en Employee of the Month-nominaties passen ze binnen de typische corporate bedrijfsesthetiek. Ginckels bezingt dan ook – in leven en werk – op ironische wijze onze hedendaagse condition humaine: zakenlunches houdt hij in Lunch Garden, met zijn meubilair verwijst hij naar IKEA en teksten laat hij soms opzettelijk vertalen in gebroken Google Translate-taal.

Met zijn spamarchief weet hij de Zeitgeist te vatten. ‘Als je die eindeloze verzameling e-mails ziet, is dat eigenlijk een tijdsdocument. Het is heel specifiek qua vormgeving en inhoud. Ik wil het bijhouden omdat spam iets is dat uiteindelijk ook zal uitsterven.’ Vandaar dat het hele archief nu wordt ingescand in een driedelige boekuitgave van telkens duizend pagina’s. De boeken worden geleverd in een speciale drager, als knipoog naar de salontafelboeken van Taschen met een bijbehorend tafeltje. Bij Ginckels echter geen chic designstuk maar een klungelig in elkaar getimmerd object, gemaakt met gevonden stukken hout 1.

Anti-engineering

De kunstenaar treedt wel vaker op als een soort archivaris van trends en technologieën die even snel opkomen als ze verdwijnen. Neem nu de eerste iPod-generatie: op een bepaald moment een ware hype, een paar jaar later al beschouwd als achterhaald omdat er nieuwe touchscreenmodellen op de markt kwamen. Ginckels benadert die iPod sociologisch als een teken des tijds en artistiek als een sculpturaal object. Zo vertaalt hij het gestroomlijnde design in grote houten platen die hij in zijn atelier uitsnijdt, inclusief het kenmerkende click wheel en het rechthoekige schermpje van de iPod als een composition trouvée. Smartphones komen ook voor in zijn werk, maar die noemt hij Dumbphones. Ginckels voert ze opzettelijk op een klunzige manier uit: hij knutselt ze in elkaar met grove stukken hout waar je nog nagels, schroeven en sporen van klodders gestolde lijm in ziet. Zijn Dumbphones bestaan in verschillende modellen. Zo is er de Bossa, met een stuk geperforeerd schuurpapier dat de microfoon moet voorstellen. De antenne van de Korvette bestaat dan weer uit een lange, afgebroken houtboor. Ginckels waagt zich evengoed aan de Dyson Airblade-handdroger, een uitvinding van technologiegoeroe James Dyson die eigenlijk behoorlijk absurd, onhandig en lawaaierig is. Ook die voert de kunstenaar uit in ruwe stukken hout. Zijn zogenaamde James Ensor Dyson I – VI bestaat uit verschillende modellen, die even onhandig in elkaar gestoken zijn als nestkastjes of amateurknutselwerk. ‘Ik zou het eigenlijk op zaterdagmiddag moeten maken als een hobbyproject’, zegt hij daarover lachend. Zijn werk getuigt van een opzettelijk hoge graad van anti-engineering. ‘Aan de ene kant wil ik meegaan met de stroom en maak ik deel uit van onze tijd. Aan de andere kant zet ik me ertegen af door deze bricolagevariant.’ Zoals de titel van zijn tentoonstelling The Embedded Outsider al aangeeft, neemt hij weliswaar deel aan het systeem – zoals ook blijkt uit S.P.A.M. OFFICE – maar gaat hij het vervolgens saboteren, zoals een spammail die zich als een virus in je computer nestelt.

Tegenover de iPod plaatst Ginckels zijn wePod, een groot paviljoen in de vorm van een iPod waar mensen kunnen samenkomen. Voor de huid van deze structuur gebruikt hij honderden papieren vellen bedrukt met marmerpatronen. Die patronen werden speciaal voor het project uitgevoerd als faux marbre, een techniek die de kunstenaar fascineert omdat ze – als een minutieuze kopie van een authentiek materiaal – een eigen authenticiteit heeft. De textuur van het valse marmer inspireert hem dan weer tot een floor piece, Red Hot Andre, een ironische knipoog naar Carl Andre. Het – valse – edele materiaal zit in IKEA-kaders, waardoor het opzettelijk wordt gedowngraded, maar door het reflecterende glas lijkt het te glanzen als echte natuursteen. Zo speelt de kunstenaar voortdurend met de tegenstelling tussen echt en vals, edel vakmanschap en industriële serialisatie. Net zoals in zijn vorige werk eigent Ginckels zich cultuurobjecten en statussymbolen toe. Die voert hij niet gestroomlijnd uit, maar als doe-het-zelfvarianten. De kunstenaar geeft ze een eigen sculpturale vertaling, waarbij hij het origineel vervangt door zijn verbasterde versie. Het geïndustrialiseerde massaproduct krijgt in Ginckels’ manuele uitvoering, ondanks de opzettelijk klungelige stijl, een uniek karakter, waardoor het ook een grotere waarde verwerft dan het origineel. Zo zet de kunstenaar het systeem opnieuw een hak door een niet-functionele piraatversie duurder te maken dan het functionerende origineel.

Ook het donkerrode schuurpapier dat Ginckels zowel voor de wePod als de Dumbphones en James Ensor Dyson I – VI gebruikte, krijgt een eigen statuut. Door het schuren krijgt het een aparte textuur, die wat doet denken aan marmer. De afgesleten stukken met hun verschillende korrel stelt hij naast elkaar op, wat een abstracte compositie oplevert. Zo brengt elk werk, inclusief de making-of, uiteindelijk een nieuw werk voort.


Sam Steverlynck, mei 2014